In de huidige tijd, vanaf begin zestiger jaren, wordt het graan door een maaidorser (combine) in 1 werkgang van het land gehaald. Als het graan voldoende rijp en droog is wordt het door zo’n combine gemaaid, gedorst en verzameld in de machine om afgevoerd te worden in kiepwagens.
Dorsen is het dusdanig intensief bewerken van de graanhalmen, dat de korrels gescheiden zijn van het stro. Het stro valt achter de machine op het land om in balen geperst te worden of het valt achterin de combine in een hakselaar om daarna in kleine stukjes over het land verspreid te worden als organische bemesting.
Vroeger ging de oogst niet in 1 werkgang. De halmen werden enige maanden opgeslagen in schuren of in “bulten” buiten.
Als het graan voldoende gerijpt was, werd ’t gemaaid en in bossen gebonden. Dat gebeurde met een binder.
De bossen werden met paard of trekker en wagens naar de boerderij gebracht, waar ze bij ons in de schuur opgestapeld werden in het middelste deel, de “vakken”. Hier bleef het liggen tot het grote moment dat de dorsmachine kwam.
Zelfbinder
Het was voor die tijd een grote, imponerende machine, die bediend werd door een groep van ongeveer acht man, met ieder zijn eigen taak. Hij was eigendom van de gezamenlijke boeren, van de Coöperatieve Dorsvereniging later de COWEGA (Coop. Werktuigenver. Gass.nijveen) De machine werd aangedreven door een trekker. De machinist had als taak dit te regelen en had de algehele leiding.
Schoven hokken
De schoven werden vanuit de vakken boven in de machine gegooid door een paar mannen. Na het dorsen werden de graankorrels door zeven gescheiden van het stro. Daarna werd in een sterke lucht stroom (door middel van een waaier) het graan geschoond en van kaf, stof en strorestjes ontdaan. Een lange buis zorgde voor de afvoer van deze ongerechtigheden. Het graan werd verzameld in jute zakken. De zakken werden gewogen en het aantal met krijtstreepjes bijgehouden op een klein zwart bordje. De zakken werden afgevoerd naar boven op de voorzolder. Ook hier waren een paar mannen mee bezig. Het stro werd achter in de machine in grote balen geperst en opgestapeld in een leeg vak.
Wij herinneren zoals gezegd dit als de grootste gebeurtenis op onze boerderij. Veel bedrijvigheid, maar ook veel lawaai en vooral veel stof. Het lawaai van de draaiende motor, van de waaier, het monotone gestamp van de stropers. Maar vooral heel veel stof, zowel in de schuur als buiten. In onze oudere boerderij en ook binnen in de woning. Er werden voor de ramen jute zakken gehangen om het ergste tegen te houden. De mannen zagen er na een dag uit als mijnwerkers.
Het sjouwen met de volle graanzakken, boven naar de zolder, en het tillen van de pakken stro was handwerk of beter gezegd schouderwerk met als enige beschermingsmiddel een lege jute zak. Hiervan werd een hoek in de andere hoek gevouwen en zo als een soort cape over het hoofd gedragen. Het drinken van koffie en thee werd door mij verzorgd. Het middageten werd door de mannen zelf meegenomen in een pannetje, akertje, ik warmde dat dan op. Een mooi gezicht, acht van die pannetjes op een rij op de kachel.
Waarom dit alles nog zo op ons netvlies staat, komt ook door een tragische gebeurtenis die bij ons in de boerderij plaats vond. Nadat de machine zijn werk gedaan had, moest deze verplaatst worden naar de volgende boer. De trekker trok eerst de dorsmachine uit de schuur, hij paste net door de deur (baander). Eén van de mannen stond bovenop aanwijzingen te geven aan de chauffeur. Hij raakte bekneld doordat door de oneffen vloer de machine doorrolde. Hij was in eerste instantie aanspreekbaar, maar had het erg koud. We hebben hem toen in dekens gewikkeld. De dokter constateerde inwendig letsel en hij is naar t ziekenhuis gebracht. De dokter vroeg mij nog snel een paar kruiken te maken. Heet water was toen niet zo maar voorhanden, dus ik heb de thee, die ik net gezet had, erin gedaan. Hij is korte tijd later in het ziekenhuis overleden.
Ik kreeg later nog wel een vraag vanuit ’t ziekenhuis: "waarom thee?"